Open handen,
Bij het raam zei ze hem tot ziens. Ze vond hem in haar kleine handen. Hij was haar wereld voor haar. Zij beleefde God van heel dichtbij. Een hemel in zijn aanraking. Zo zoet als perzikken waren zijn kussen. Hij hield haar vast in haar dromen. Hij was een heer voor haar, zó charmant. Nog net geen wit paard of stoer en snel. Maar hij was er altijd, zelfs als ze niet sliep. Ze zocht hem in het donker, als kaarsen niet voorhanden waren. Hij kende zijn weg naar haar hart. Ik zag hem vaak genoeg stil gaan. Hij was weergaloos in zichzelf zijn. Hij zag het leven als alleen vandaag. Maar zij verliet nooit zijn aanwezigheid. Zelfs hem nooit vergeten als hij blind was. Ze hield haar handen altijd open. Alleen zijn hoofd heeft er nooit gelegen. T-Love